Ontdek onze collectie online

Onbegrensd

Het kan niemand zijn ontgaan, de wereldwijde aandacht voor de Black Lives Matter protesten en de daarmee gepaard gaande beeldenstorm die in de pers en media breed werden uitgemeten. Ook in Nederland gingen mensen massaal de straat op en werden er beelden beschadigd of met leuzen beklad. Ons gewelddadige koloniale verleden die de schatkist rijkelijk vulde, in combinatie met de jarenlange, van regeringswege halfslachtige omgang met de verwerking daarvan, roept terecht veel weerstand op. Diepgeworteld nationalisme vormde indertijd vaak de grondslag voor de plaatsing van dergelijke beelden. Dat gebeurde in een tijd waarin ook de waardering voor het op de zeventiende eeuw geënte vaderlandse ‘realisme’ lange tijd het zicht op een mogelijk waardevolle, niet-westerse invloed op de beeldende kunst belemmerde. Tot halverwege de negentiende eeuw, toen zorgde het japonisme in Europa voor een heuse mode in zowel de beeldende kunst als de kunstnijverheid. Kunstenaars lieten zich in het vervolg inspireren door de authentieke kracht en expressiviteit van niet-westerse objecten. Na 1900 effende dat het pad voor een expressievere, minder gepolijste wijze van weergeven. Zo gingen beeldhouwers en taille directe werken waarbij rechtstreeks in het materiaal werd gehakt, zonder gebruikmaking van een model of technisch gereedschap. In de eerste decennia van de twintigste eeuw vormde niet-westerse kunst een belangrijke aanjager van het modernisme. Avant-garde stromingen, zoals Kubisme, Expressionisme, Dadaïsme en Futurisme hebben uitgebreid van die interesse geprofiteerd. Over de grenzen kijken loont. In Nederland waren het in eerste instantie schilders die ermee in aanraking kwamen via het werk van vooruitstrevende collega’s, zoals Pablo Picasso en Ernst Ludwig Kirchner. Beeldhouwers, vaak werkend met zware materialen en die grote kosten moeten maken voor het gieten van brons, volgden buitenlandse trends over het algemeen iets langzamer. In korte tijd werd ook bij hen het overnemen van niet-westerse elementen en bewuste deformaties in de uitbeelding synoniem met ‘modern’. De impulsen daarvoor kwamen voornamelijk uit Nederlands-Indië en ook uit Afrika, hoewel ons land daar geen gebiedsdelen bezat. Al vroeg toonden Het Museum van Oudheden en het Museum voor Volkenkunde, beide in Leiden, in hun opstellingen stukken die in Azië en Afrika verzameld waren, evenals het Koloniaal Museum in Amsterdam dat daarvoor in Haarlem gevestigd was. Daarnaast waren er enkele gerenommeerde kunst- en antiekhandelaren, zoals Van Lier en Vecht, die uitkomst boden voor in etnografische objecten geïnteresseerde kunstenaars. Beelden met een ‘exotisch tintje’ bleven tot in de jaren dertig zeer populair. Om die reden werd er ook wel getwijfeld aan de oprechtheid van bepaalde kunstenaars – zij die opportunistisch de nieuwste Parijse modes volgden en slechts ongeïnspireerde ‘kopieën’ voortbrachten, maakten volgens kritische collega’s een verderfelijke draai richting de commercie. Ook na de Tweede Wereldoorlog bleef de belangstelling voor niet-westerse kunst op allerlei manieren steeds zichtbaar, zoals bij de leden van Cobra die in hun werk een directe en spontane expressie nastreefden. In de ‘melting pot’ van de beeldhouwkunst vormen andere culturen een blijvende, inspirerende kracht. Dat blijkt ook wel uit het grote aantal beelden in de collectie van museum Beelden aan Zee waarin die invloed duidelijk aanwezig is.

[Lees meer]
19 beelden